Tekst: Ebe Daems
Foto: Saskia Vanderstichele
 
‘Naar aanleiding van dit interview heb ik me zitten afvragen of de grootste breuk met het verleden de Eerste of de Tweede Wereldoorlog was’, steekt Jeffrey Tyssens van wal. ‘Er zijn weinig ogenblikken in de Belgische geschiedenis die zo’n diepe breuk vormden met het verleden als de Eerste Wereldoorlog. Het is een ijkpunt dat je telkens opnieuw tegenkomt in de geschiedenis van het kiesrecht, de sociale emancipatie, het onderwijs, de esthetische ontwikkeling, …Wij kunnen ons niet meer voorstellen dat op zo’n korte termijn zulke drastische veranderingen ontstaan.’
Scholliers: “Wat gewone mensen concreet voelden en dachten, is zeer moeilijk te achterhalen omdat die generatie daar amper over sprak. ‘Zwijgen en dragen’ was toen het motto. De reacties zijn vooral onrechtstreeks te kennen, door de bril van overheden, dokters of romanciers. In Frankrijk en Engeland bestaan er wel zogenaamde egodocumenten, maar zeker wat België betreft is er over het emotieve slechts weinig bekend. We weten wel dat in België het oorlogstrauma des te groter was omdat Duitsland voordien een een voorbeeldfunctie vervulde als culturele staat, en dan was het plots een land van ‘barbaren’.”
 
Tyssens: “De wreedheden deden zich dan wel op kleinere schaal voor dan tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar hun impact was zeker ook groot en traumatiserend. Vooral omdat het de eerste keer was dat zoiets in België gebeurde. Wij denken bij oorlog onmiddellijk aan de beelden en films die we kennen over de Tweede Wereldoorlog, maar de perceptie verschilt sterk naargelang van de generatie. De grootmoeder van een West-Vlaamse vriend van me noemde net als veel mensen de Tweede Wereldoorlog ‘de oorlog’ en de Eerste Wereldoorlog ‘de échte oorlog’, want die had hen zwaarder getroffen.”

Het belangrijkste gevolg van WOI is het idee dat een boer evenveel waard is als een nobele en een arbeider evenveel als een bedrijfsleider.


Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog viel een aantal grote rijken uiteen in kleinere natiestaten en werden de grenzen grondig hertekend. Welke gevolgen had dat voor België?
 
Tyssens: “Enerzijds werd de kaart van Europa grondig door elkaar geschud, vooral door de implosie van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Anderzijds werd bij de vredesonderhandelingen in Parijs ook gebied van Duitsland opgeëist ter compensatie. België had daarbij aanzienlijke ambities, voornamelijk ten aanzien van Nederland. Nederland was neutraal tijdens de oorlog, maar volgens België was het wat te vriendelijk geweest tegenover de Duitsers en moest het daarom een prijs betalen. België wilde Zeeland en op zijn minst een deel van Nederlands Limburg.
 
Die eisen werden snel terzijde geschoven, want België werd net als andere kleinere landen weggehouden van de onderhandelingstafel in Parijs. Uiteindelijk kreeg België met Eupen-Malmédy een veel kleiner gebied dan het gehoopt had. Maar ook de kolonies van Duitsland werden afgenomen en verdeeld. Tijdens de onderhandelingsprocedure kwamen ze onder het gezag van de Volkenbond die er mandaatgebieden van maakte met verschillende statuten afhankelijk van het niveau van autonomie. België verkreeg de mandaatoverheid over Rwanda en Urundi.”
 
Wat is voor jullie het belangrijkste gevolg van WOI dat vandaag nog merkbaar is?
 
Scholliers: “Ik denk dan spontaan aan het gevoel dat bij veel mensen ontstaan is van een soort egalitair streven: een mens is een mens en heeft rechten en plichten. Het idee dat een boer evenveel waard is als een nobele en een arbeider evenveel als een bedrijfsleider.”
 
Tyssens: “Ik sluit me daarbij aan, maar ik zou het vertalen naar dat algemeen enkelvoudig kiesrecht dat de weg baande naar die egalisering. Er werd een niet terug te draaien logica in gang gezet, die ervoor zorgde dat ook vrouwen uiteindelijk stemrecht zouden krijgen.”

België was tijdens de oorlog leeggeroofd en er waren grote tekorten ontstaan. Welk effect had dit op de levensomstandigheden na de oorlog?
 
Scholliers: “In 1914 konden als gevolg van de troepenbewegingen oogsten niet binnengehaald worden en de Duitsers hadden fabrieken ontmanteld en koeien, paarden en voorraden meegenomen. Het voedselaanbod daalde dus terwijl de vraag even groot bleef. Daarnaast stalen ze ook door een verplichte wisselkoers op te leggen tussen de Duitse mark en de Belgische frank, waarbij de mark op papier meer waard was dan de frank. Zo ontstond er dus inflatie, want in werkelijkheid werden de marken steeds minder waard. Brood werd daardoor op enkele maanden tijd zo’n driemaal duurder en ook de prijzen van andere goederen stegen aan een steeds sneller tempo.
 
Daarbovenop legden de Engelsen een scheepsblokkade op omdat België als bezet land ook als vijandelijk beschouwd werd en omdat internationale verdragen de bezetter verantwoordelijk stelden voor de voedselbevoorrading. De Duitsers weigerden echter die taak op zich te nemen. Vijfenzeventig procent van ons graan, toen het belangrijkste onderdeel van de voeding, werd geïmporteerd uit de VS, maar van de ene op de andere dag waren de winkels leeg. Door dat alles kan je vanaf 1917 dus spreken van een algemene hongersnood. [Lees verder onder de foto]

Kinderen, vooral degenen tussen twee en vijf jaar, waren daar het grootste slachtoffer van. Zij werden minder opgevolgd dan zuigelingen en aten dus even weinig als de volwassenen. Ze droegen de rest van hun leven de gevolgen van die voedseltekorten. Aan hun gestalte zag je dat ze in hun groei geremd waren en ze hadden een panische angst om opnieuw tekorten te krijgen. Daarom begon de Belg bij de inval van Duitsland in Polen in 1939 onmiddellijk op te potten, waardoor de prijzen snel stegen.”
 
Tyssens: “Ook de gigantische impact van de Spaanse Griep werd zeker versterkt door die hongersnood: mensen hadden vier jaar slecht gegeten dus ze waren verzwakt en de algemene gezondheid was sterk achteruitgegaan. Dat de Spaanse Griep meer doden maakte dan de oorlog zelf, hoeft dus eigenlijk niet te verbazen.”
 
Na de oorlog zie je een heleboel politieke en sociale veranderingen, onder meer op het vlak van het kiesrecht. Hoe heeft de oorlog dat in de hand gewerkt?
 
Tyssens: “Sinds 1893 had je in België algemeen meervoudig stemrecht voor mannen, maar wie een hoger diploma of bijvoorbeeld meer bezit had, kon twee of drie stemmen krijgen. Zo bleef de regering steeds in handen van de katholieke partij. Voor de oorlog ging de grote strijd van de arbeiderspartij dus al om het principe ‘1 man, 1 stem’. De socialisten ijverden voor algemeen enkelvoudig kiesrecht, enkel voor mannen welteverstaan.


Men was zo bang voor de revolutionaire bewegingen in Europa, dat de eerste verkiezingen met algemeen enkelvoudig stemrecht zonder grondwetswijziging werden gehouden.


Vervolgens breekt de oorlog uit en de Belgische reactie daarop is de Union Sacrée of Godsvrede: hoewel de katholieke partij de absolute parlementaire meerderheid had, stapte men over naar een driepartijenregering samen met de liberalen en de socialisten. De partijen steken spanningsvelden in de diepvries om de krachten te bundelen tegen de Duitsers. Maar intussen groeit de druk van links met als fundamenteel element de Russische revolutie van 1917. Ook elders borrelt het en tegen het einde van de oorlog heb je overal in Europa grote spanningen en stakingen. Nogal wat gekroonde hoofden worden afgezet en de Romanovs worden zelfs vermoord. Verscheidene conservatieve monarchieën gaan over in republieken waar je vaak socialisten of radicaler links de wacht ziet uitmaken.
 
Hoewel de Belgische socialisten reformistisch en niet revolutionair ingesteld waren, was men daar enorm bang voor. Na de terugtrekking van de Duitsers onderhandelde koning Albert met enkele toppolitici in het kasteel van Loppem over hoe het nu verder moest. De Belgische Werkliedenpartij zei daar onomwonden dat het algemeen enkelvoudig stemrecht er onmiddellijk moest komen. Omdat men zo bang was door wat elders in Europa gebeurde, werden de eerste verkiezingen met algemeen enkelvoudig stemrecht zelfs gehouden zonder de nodige grondwetswijziging. Sindsdien heb je  -  op één uitzondering in 1950-1954 na - ook steeds coalitieregeringen omdat dat mathematisch niet anders kan. De grondvesten van de hele Belgische politieke stijl, de pacificatiedemocratie met compromissen à la Belge, zijn daar gelegd.” [Lees verder onder de foto]

Er waren dan wel hervormingen, maar de bevolking zat in de put. Moest de overheid extra maatregelen nemen om de gevreesde onrust na de Wapenstilstand de kop in te drukken of bleven de Belgen rustig?
 
Scholliers: “Tijdens de oorlog werd er om tegemoet te komen aan de noden van de bevolking privéweldadigheid georganiseerd op een nooit eerder geziene gigantische schaal, met hulp van de VS en Spanje. Voor de eerste en de laatste keer in de geschiedenis was de hulp voor iedereen toegankelijk, ook voor de burgerij. De kleine burgerij was ook erg verarmd: ze ontving bijvoorbeeld huishuur in een sterk devaluerende munt of ze had kapitaal in Rusland geïnvesteerd en dat geld was weg.
 
Na de Wapenstilstand bleef echter enkel de hulp voor de echte sukkelaars bestaan en ontstond er een grote bitterheid bij de burgerij. Daarnaast zie je dat de arbeidersklasse haar rechten opeist: ze was kanonnenvoer geweest en vond dus dat ze op zijn minst genoeg te eten moest hebben. Zo ontstond er begin 1919 een algemene stakingsgolf, waar zelfs bankbedienden aan meededen. De eis was toen een minimumuurloon van 1 frank, nog steeds heel laag in het licht van de gigantische inflatie, maar het was een schreeuw om rechtvaardigheid.
 
Tegelijk zat je nog altijd met heel hoge prijzen door de inflatie. Men verwachtte dat de prijzen snel zouden terugkeren naar het niveau van voor 1914, maar dat is nooit gebeurd. Daarom kwam de socialistische minister Joseph Wauters in 1920 met de index van kleinhandelsprijzen om de inflatie te meten. De lonen en sociale vergoedingen konden daaraan worden gekoppeld. We zijn een van de weinige landen die vandaag nog een automatische indexering hebben, wat dus rechtstreeks uit WOI stamt.”


In België was het oorlogstrauma des te groter omdat Duitsland voordien een voorbeeldfunctie vervulde als culturele staat.