De illustere straatkunstenaar Banksy verstuurde onlangs via Twitter de volgende boodschap de wijde wereld in: “I hate taxes, but I like roads, firemen, some cops, traffic lights, schools, etc. So I pay them anyway”. Een doordenkertje, maar geef hem maar eens ongelijk? Ieder werkende persoon weet en beseft dat belastingen een noodzakelijk kwaad zijn, die onze verzorgingsstaat in stand houden.
En akkoord, we kunnen wel een boompje opzetten over de wijze waarop de overheid met het belastinggeld omgaat, maar dat is afhankelijk van de keuzes die door het politiek beleid worden gemaakt. In de fond, weten we met zijn allen, dat belastingen even noodzakelijk zijn als eten en drinken. Maar ondanks dit besef blijven we toch nog steeds vrij allergisch op het fenomeen belasting reageren. 

Het succes van een fiscaal systeem en dus van een samenlevingsmodel, is afhankelijk van de fiscale solidariteit.


En daar knelt het schoentje, want het succes (regel 1) van een fiscaal systeem en dus van een samenlevingsmodel, is afhankelijk van de fiscale solidariteit. Die solidariteit vereist dat iedereen een fiscale bijdrage levert (regel 2). Indien dit niet gebeurt of onvoldoende gebeurt, dan zorgt dit voor een solidaire scheeftrekking en botst dit met het gevoel van fiscale rechtvaardigheid.

 

En het is net deze fiscale rechtvaardigheid die de kern vormt van het debat rond fiscale ethiek.

 

Dit debat is niet simpel en wordt vaak ook schizofreen gevoerd. Sinds de Panama- en de Paradise-papers bijvoorbeeld moet enerzijds worden vastgesteld dat de publieke opinie moord en brand schreeuwt wanneer blijkt dat banken en multinationals op vrij grote schaal structuren hebben opgezet om belastingen te ontwijken. Maar tezelfdertijd moet ook worden vastgesteld, dat wanneer diezelfde banken fiscaal vriendelijke spaar- en verzekeringsproducten verkopen, de publieke belangstelling vrij groot is.

 

Deze vaststellingen wringen natuurlijk met de noodzakelijke fiscale solidariteit die van eenieder wordt verwacht. 

 

Het is duidelijk dat de fiscale solidariteit wordt doorbroken (regel 3) wanneer grote ondernemingen en vermogende particulieren zich kunnen laten bijstaan om via legale weg door de fiscale mazen van het net te glippen. Elke euro die fiscaal wordt ontlopen, zorgt ervoor dat er ergens anders een euro fiscaal moet worden gewonnen.

Elke euro die fiscaal wordt ontlopen, zorgt ervoor dat er ergens anders een euro fiscaal moet worden gewonnen.


En er is nog een groter probleem wanneer blijkt dat zij voordeel halen uit de fiscale inspanningen van anderen zonder zelf proportioneel fiscaal bij te dragen. Uit de Paradise-papers is bijvoorbeeld gebleken dat de Belgische vestigingen van Nike en Janssen Pharmaceutica enerzijds zwaar steunen op overheidssubsidiëring, maar anderzijds ook offshore structuren opzetten om Belgische belastingen te ontlopen (regel 4).

 

Van fiscale ethiek is hier dan ook geen sprake meer.

 

Daarnaast wordt de fiscale solidariteit ook doorbroken, wanneer blijkt dat de eigen overheid via allerlei gunstregimes belastingplichtigen toelaat om belastingen te vermijden of te verminderen. Daar kan een maatschappelijke relevante motivering voor zijn, bijvoorbeeld het vrijstellen van een fietsvergoeding om ecologische redenen, maar vaak is dat niet het geval (regel 5).

 

Onlangs nog raakte bekend dat diamantbedrijven dankzij de Karaattaks weliswaar 12 keer meer winst aangeven, maar slechts 3 keer meer belasting betalen. Terwijl een gewone kmo die 12 keer meer winst behaalt ook 12 keer meer belasting zal moeten betalen.

 

En ook de nieuwe effectentaks uit het Zomerakkoord is een mooi voorbeeld. Deze belasting heeft tot doel de grote vermogens van particulieren te belasten, maar de belasting slaat enkel op effectenrekeningen van meer dan 500.000 euro en bijvoorbeeld niet op onroerend goed, kunstcollecties, levensverzekeringen etc.

 

Is het fiscaal ethisch om zonder gegronde redenen het ene bedrijf veel zwaarder op de winst te belasten dan een ander bedrijf, of om een rijke particulier die in aandelen heeft belegd via een effectenrekening wel te belasten en zijn buurman die in kunst of huizen heeft belegd niet te belasten? Mij lijkt dat niet zo te zijn.

Een experiment met apen toont aan dat we rechtvaardigheid willen.


Het is dan ook niet verwonderlijk dat er meer en meer fiscaal verzet opduikt in de samenleving. Dit verzet is zelfs biologisch te verklaren. Met een vrij confronterend experiment toonde bioloog Frans De Waal aan dat rechtvaardigheidsgevoel een dierlijk instinct is. Uit een experiment bleek dat wanneer een kapucijnaap voor een taak werd beloond met een stukje komkommer en een andere aap voor dezelfde taak een druif kreeg, de eerste aap in verzet kwam en de komkommer teruggooide naar de dierenverzorger.

 

Dus indien we als primaten inderdaad evolutionair zijn voorgeprogrammeerd met een instinct voor rechtvaardigheid, dan moet dit vroeg of laat ooit fiscaal tot uiting komen.

 

De politici dienen zich hier ook van bewust te zijn (regel 6). Van de klassieke denkers zoals Nicolò Macchiavelli en Adam Smith, tot de modernisten zoals Peter Sloterdijk en Thomas Piketty, allen hebben zij reeds gewezen op het belang van fiscaliteit als instrument van herverdeling. Indien dit belang wordt miskend doordat er fiscale privileges ontstaan en afbreuk wordt gedaan aan de fiscale solidariteit, dan is dat op termijn een gevaar voor de maatschappelijke en politieke stabiliteit.

 

Op zelfregulering binnen de maatschappij moeten we in ieder geval niet rekenen. Wie de website van grote ondernemingen en banken bekijkt, zal zonder probleem een mission statement terugvinden waar men de mond vol heeft over duurzaamheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Van fiscaal engagement  is echter doorgaans geen sprake.

 

Neen, het zal aan de overheid zijn om de krijtlijnen van de fiscale ethiek uit te tekenen en werk te maken van een ethisch fiscaal charter (regel 7).

Waarom beperken we niet de juridische mogelijkheid om voor de minst belaste weg te kiezen?


Bij de totstandkoming van België in 1830 hebben de toenmalige bewindvoerders reeds gesteld dat legaliteit, gelijkheid en eenjarigheid de fundamenten waren van het fiscaal systeem. Bijna 200 jaar later is het tijd om deze fundamenten te restaureren en te versterken.

 

Het principe van de faire fiscale bijdrage heeft hierin zeker zijn plaats, zelfs al impliceert dit dat de fiscale bewegingsvrijheid en de juridische mogelijkheid om voor de minst belaste weg te kiezen hierdoor wordt ingeperkt (regel 8).

 

Maar net zozeer als een minimale fiscale bijdrage een verplichting moet worden, moet ook het principe van een maximale fiscale bijdrage een recht worden. Fiscaal ethisch handelen moet impliceren dat er niet onderbelast, maar ook niet overbelast wordt (regel 9).

 

Ook dat is fiscale rechtvaardigheid. Als tot nu toe de dood en belastingen de enige zekerheden in het leven waren, laat dit dan in de toekomst de unfaire dood en faire belastingen zijn. 

Fiscaal ethisch handelen moet impliceren dat er niet onderbelast, maar ook niet overbelast wordt.