Al wekenlang zitten een miljoen Syriërs als ratten in een val tussen Turkse troepen, soldaten van het leger van president Bashar al-Assad, Russische bommensalvo’s en verschillende milities. Het brandpunt van de strijd is de Noord-Syrische stad Idlib. De vluchtelingen houden zich op in het grensgebied met Turkije en kunnen geen kant uit. Turkije houdt de grens zo veel mogelijk dicht. Humanitaire organisaties zijn er maar beperkt actief.

Dit opiniestuk verscheen eerder op knack.be (+).

De tragedie van Idlib bevestigt twee belangrijke observaties. De eerste is dat het Westen, met Europa op kop, uitgerangeerd is als strategische speler in de regio. De tweede is dat geweld loont. Het offensief van president Assad en zijn Russische bondgenoot laat zien dat je nog altijd terrein kunt winnen door een combinatie van branie, brute macht en de bereidheid er te blijven.

Vooral dat laatste is belangrijk. Het Westen heeft de voorbije decennia militaire macht ontplooid in verschillende landen, en daarbij zijn gruwelijke dingen gebeurd – zie: de mishandelingen in de Abu Ghraib-gevangenis in Irak. Maar er zijn drie belangrijke verschillen met wat nu gebeurt rond Idlib. Het eerste is dat Assad oorlog voert om daar te blijven, terwijl het Westen de voorbije tijd vooral oorlog voerde in Irak en Afghanistan om zo snel mogelijk te kunnen vertrekken. De operaties werden amper gesteund door het thuisfront. Rivalen als de Islamitische Staat en de taliban krijgen daardoor een voordeel: de lokale bevolking zal een tijdelijke bezetter niet snel in de armen sluiten. Hoezeer de Amerikanen met hun verzetsbestrijding de harten en de geesten ook probeerden te winnen, iedereen besefte telkens weer dat ze passanten waren. Je wint geen oorlog met de aftocht in gedachten.

Het tweede verschil is dat Damascus en Moskou geen scrupules hebben. In westerse landen is burgerdoden vermijden de eerste overweging bij militaire operaties, bij de Syriërs en de Russen hoort terreur bij de campagne. Ze willen Turkije ‘verdrinken in de vluchtelingen’. Dat is geprogrammeerd in hun doctrine, zelfs in hun wapensystemen. Neem de Amerikaanse HIMARS-raketlanceerder, een artilleriesysteem gemonteerd op vrachtwagens: elke vrachtwagen telt zes ultranauwkeurige raketten van ongeveer een miljoen dollar per stuk. Bij Rusland en Syrië steekt het niet zo nauw: de Smerch is uitgerust met 12 raketten, de TOS-1A met 24 exemplaren en de Grad met 40. In de gevechten om Syrische steden als Aleppo vielen beduidend meer burgerdoden dan tijdens pakweg de slag om Mosul in Irak; de materiële schade aan burgerwoningen was ook veel groter. In westerse landen betekent oorlog vooral het vermijden van terreur. In veel andere landen ís oorlog terreur. Je hoeft daar ook geen publieke opinie te vrezen.

 

In westerse landen betekent oorlog vooral het vermijden van terreur. In veel andere landen ís oorlog terreur.

 

Het derde verschil is de bereidheid om te vechten en offers te brengen. Voor Assad is er geen keuze. Hij moet gebied veroveren om in het zadel te blijven. Zijn troepen moeten blijven vechten tot de controle over het grootste deel van Syrië opnieuw verzekerd is. Hetzelfde geldt voor de Russen – zie: de annexatie van de Krim. Militarisme viert hoogtij in grote delen van de wereld. President Vladimir Poetin speelt de gewapende held. Ook andere leiders zien we almaar vaker in militaire plunje en met een machinegeweer in de hand, van de Chinese president Xi Jinping tot de Saudische kroonprins Mohammed bin Salman. Schreeuwt bij ons het halve land moord en brand als er een F-35 wordt gekocht, dan maken elders moderne wapens deel uit van de nationale trots. Het mentaliteitsverschil is enorm. Bij ons is ongeveer 20 procent van de bevolking bereid te vechten voor zijn land. In de meeste Aziatische landen is dat meer dan 70 procent.

Ons ideaal is dat van een vredig grazend damhertje, elders geldt het ideaal van een wolvenroedel. Wie dacht dat ouderwetse veroveringscampagnes er niet meer toe doen in de eenentwintigste eeuw, kan maar beter aandacht schenken aan wat gebeurt rond Idlib. Oorlog is horror, de geur van dood. Maar maken we ons er in Europa niet te gemakkelijk van af door onze blik af te wenden? Houden we de oorlog weg door er geen aandacht meer aan te schenken? Het was de Russische revolutionair Leon Trotski die naar verluidt opperde: ‘Jij mag misschien niet geïnteresseerd zijn in oorlog, maar de oorlog is vaak wel geïnteresseerd in jou.’

Jonathan Holslag, professor internationale betrekkingen aan de VUB.