Tekst: Jan Stevens
Foto: Saskia Vanderstichele

 
Sinds oktober 2016 is Isabelle Marneffe aan de slag als directeur van de VUB Foundation. Daarvoor werkte ze meer dan dertig jaar als directeur communicatie bij grote ngo’s. Eerst vijftien jaar bij het World Wide Fund for Nature (WWF), daarna acht jaar bij Child Focus en last but not least tien jaar bij UNICEF België. “Op mijn eerste dag bij de VUB Foundation was het net alsof ik thuiskwam”, zegt ze. “In 1979 studeerde ik aan de VUB af als bioloog en daarna voerde ik er nog drie jaar onderzoek. 
De VUB Foundation werft filantropische fondsen die vrij onderzoek, onderwijs en innovatie aan de universiteit mee helpen financieren. Sommige mensen laten een deel van hun erfenis aan de VUB na omdat ze zo wetenschappelijk onderzoek een duw in de rug willen geven. De Foundation beheert hun legaten. We zijn geen ngo maar een vaste dienst van de universiteit. We creëren ook leerstoelen en sluiten daarvoor contracten met bedrijven. We letten er altijd nauwgezet op dat ondernemingen enkel vanuit louter filantropische motieven met ons in zee gaan. Want het mag nooit zo zijn dat ze voor hun eigenbelang research bekostigen.”

Op mijn eerste dag bij de VUB Foundation was het net alsof ik thuiskwam.


Biologie heeft op het eerste gezicht niet veel raakvlakken met communicatie of fondsenwerving.
 
Isabelle Marneffe: “Ik heb nooit als bioloog gewerkt en dat voelt aan alsof ik een grote omweg gemaakt heb. Niet dat ik spijt heb van mijn carrière, want ik heb spannende tijden meegemaakt, maar toch bewandelde ik best rare wegen. Toen ik in 1974 pas van de middelbare school kwam, was ik nogal een duts. (lacht) Ik durfde niet veel, maar aan de VUB bloeide ik open en werd ik ertoe gestimuleerd om mijn passie na te streven. Ik had de boeken van Niko Tinbergen en Konrad Lorenz gelezen en wist: ook ik wil het gedrag van dieren bestuderen en etholoog worden.
 
Eigenlijk kon dat in die tijd niet aan de VUB, maar toch maakte de universiteit dat voor mij mogelijk. Dankzij wijlen professor Pieter Sevenster kon ik een opleiding volgen aan de universiteit van Leiden. Toen ik naar de VUB terugkwam, mocht ik mijn onderzoek verderzetten in een huis met een tuin aan de Krijgskundestraat achter de universiteit. Ik hield daar kippen in verschillende rennen en bestudeerde en vergeleek hun sociaal gedrag. Ik heb de VUB altijd als een heel open instelling ervaren. De profs waren zeer toegankelijk en studenten konden makkelijk diepgaande gesprekken met hen voeren. Lessen werden vaak gepassioneerde debatten of eindigden in interessante filosofische bespiegelingen.”
 
Begin jaren tachtig leek je voorbestemd voor een academische carrière?
 
“Ja. Mijn onderzoek ging onder andere over het verband tussen de ruimte waarin kippen moeten leven en hun gedrag. Toen woedden er al hevige discussies over legbatterijen. Mijn studie had dus de vinger aan de pols en leek voorbestemd om uit te monden in een doctoraat. Na drie jaar kreeg ik het aanbod om wetenschappelijk onderzoekster te worden aan de universiteit van Edinburgh. Ik heb dat jammer genoeg afgewezen. Op dat moment was ik totaal niet avontuurlijk: België verlaten en naar Edinburgh verhuizen, leek een helse onderneming. Ik betreur die beslissing soms nog. Zeker nu ik terug bij de VUB ervaar hoe fijn het werken is aan een universiteit. Mijn eigen dochter woont en werkt in Nairobi. Dat is toch een ander paar mouwen dan Edinburgh. (lacht)”


Lessen werden vaak gepassioneerde debatten of eindigden in interessante filosofische bespiegelingen.”


In plaats van naar Edinburgh te verhuizen, ging je aan de slag bij het WWF?
 
“Dat lag nog ietwat in het verlengde van mijn studies. Ik voelde me erg aangetrokken door de nonprofitsector en was geboeid door natuurbehoud. Ik begon bij het WWF als wetenschappelijk onderzoeker, maar werd snel verantwoordelijk voor de communicatie. In die functie ging ik ook op zoek naar fondsen. Mijn baas wijlen Yves Boulpaep was meteen ook mijn mentor. Toen hij met pensioen ging, wou ik er ook weg.
 
Halverwege de jaren negentig daverde België op zijn grondvesten door de affaire Dutroux. In de nasleep daarvan werd in 1997 Child Focus opgericht en van in het prille begin maakte ik daar deel van uit. Child Focus stond mijlenver van het WWF, maar toch waagde ik de sprong want het sprak me aan om vanuit het niets een totaal nieuwe organisatie op te starten. Het verdriet van de ouders van de slachtoffers van Marc Dutroux was onbeschrijflijk. De gebeurtenissen van toen zijn ook niet te begrijpen.
 
Nu kent iedereen Child Focus, maar twintig jaar geleden kraaide er bij wijze van spreken geen haan naar als er een kind vermist raakte. Samen met vijf andere mensen ging ik eerst inspiratie opdoen in de VS en Canada, want daar hadden ze flink wat ervaring opgebouwd met organisaties voor vermiste kinderen. De solidariteit in de samenleving was groot en het toenmalige Belgacom bood ons spontaan kantoorruimte aan. We kregen echt enorm veel steun, maar de druk vanuit de politiek, de maatschappij én de ouders van de verdwenen kinderen was vaak ook immens. 


Nu kent iedereen Child Focus, maar twintig jaar geleden kraaide er bij wijze van spreken geen haan naar als er een kind vermist raakte.


In oktober ’97 gingen we van start en in maart ’98 moesten we functioneren, met een voltijds draaiend callcenter en goed opgeleide casemanagers die ouders konden ontvangen. Spannend en intens. Ik heb bij Child Focus enorm veel geleerd over kinderrechten en over hoe justitie en politie functioneren. In 2005 stapte ik over naar UNICEF België waar ik directeur communicatie werd; ik reisde de wereld rond en leerde veel over ontwikkelingssamenwerking.”
 
Is je blik op de wereld door die reizen veranderd?
 
“Ik wist daarvoor al dat de wereld er slecht aan toe is. Op mijn reizen voelde ik me vaak onmachtig, maar zag ik ook hoe een organisatie zoals UNICEF op het terrein het verschil maakte. Alleen blijven het jammer genoeg druppels op een hete plaat. Iedereen weet dat er gewoon te weinig politieke wil is om de ongelijkheid in de wereld aan te pakken. Ngo’s doen alles wat ze kunnen om mensen in nood te helpen, maar zij bepalen niet mee het beleid.”
 
Toch liggen ngo’s ook vaak onder vuur. Zo zouden ze niet altijd even transparant zijn.
 
“Ik heb het altijd belangrijk gevonden dat ngo’s open over hun financiën communiceren. Daar hamer ik ook bij de VUB Foundation op, ook al zijn wij dan geen ngo. Een schenker heeft gewoon het recht om te weten wat er met zijn geld gebeurt. Er moet altijd duidelijk gecommuniceerd worden hoeveel er van een schenking naar een project gaat en hoeveel er besteed wordt aan werkingskosten. Want die zijn er nu eenmaal altijd. Ngo’s zijn professionele organisaties die mensen aanwerven die goed zijn in hun vak. Dat kost geld. De overheadkosten van onze Foundation bedragen 17 procent. Onze donateurs mogen weten dat van elke 100 euro die ze schenken, 83 euro naar het project in kwestie gaat.


Ik heb het altijd belangrijk gevonden dat ngo’s open over hun financiën communiceren.


“Ik hoop tot mijn pensioen bij de VUB te blijven. Na meer dan dertig jaar werken in een ngo was ik echt aan iets anders toe. Maar van job veranderen als je een rijpe vijftiger bent, gaat niet vanzelf. Ik vind het fantastisch dat ik de kans kreeg om de Foundation te leiden. Mijn terugkeer naar deze universiteit gaf me een heel goed gevoel. Hier heb ik indertijd als student leren denken. Al die theorieën die je moet blokken, verdwijnen na verloop van tijd uit je geheugen, maar wat nooit verdwijnt, is dat vermogen om zelf analytisch na te denken. Een universiteit functioneert anders dan een ngo, en die verandering had ik dringend nodig.”
 
U was het vergaderen moe?
“Ngo’s hebben inderdaad een stevige vergadercultuur. Ik kreeg het ook steeds moeilijker met de emotionaliteit waarmee sommige kwesties behandeld werden. Vaak werd alles daardoor veel te ingewikkeld. Aan de universiteit wordt de werkelijkheid rationeel benaderd, want academici zijn met wetenschap bezig. Die rationaliteit ervaar ik nu als een weldadig bad.”