Door Wouter Vangeel, Laurens Defau en Lieven De Moor, respectievelijk doctoraatsonderzoeker, FWO-aspirant en professor aan de VUB. Dit opiniestuk verscheen eerder op tijd.be.
 
In zijn startnota pleit Bart De Wever (N-VA) voor een geleidelijke vervanging van de woonbonus door lagere registratierechten in Vlaanderen. De woonbonus zou de vastgoedprijzen immers doen stijgen, waardoor het voordeel voor kopers uiteindelijk teniet wordt gedaan. Vooral de banken en de verkopers winnen bij het huidige systeem. Lagere registratierechten moeten het voordeel opnieuw doen verschuiven naar de koper. De afschaffing van de woonbonus is dus positief voor uw portemonnee? Het verhaal is spijtig genoeg complexer dan dat.
Uit ons onderzoek naar de Belgische vastgoedmarkt blijkt dat de vastgoedprijzen in de periode 2005-2015 veel sterker gestegen zijn dan de tien jaren daarvoor. En de woonbonus is de grote schuldige. Het totaalplaatje is complexer: de woonbonus had een positief effect op de prijs van appartementen en huizen, maar een negatief effect op de prijs van villa’s. De woonbonus heeft dus geleid tot hogere prijzen voor appartementen en huizen, maar heeft de prijs van villa’s - op de lange termijn - eerder gedrukt.

Vooral koppels zijn de dupe van de afschaffing van de woonbonus.


Duaal systeem
De woonbonus is geen Belgische uitvinding. Verschillende landen in de Europese Unie proberen met soortgelijke systemen het woningbezit te stimuleren. Vooral het ‘duaal systeem’ uit Scandinavië biedt stof tot nadenken, want in tegenstelling tot onze woonbonus leidt dat systeem op lange termijn niet tot een significante stijging van de vastgoedprijzen.
 
In dat ‘duaal systeem’ kunnen enkel de intrestkosten worden afgetrokken, en dat enkel bij belastingen op andere financiële inkomsten (bijvoorbeeld uit aandelen). In ons systeem worden zowel de intrestkosten als de kapitaalaflossingen afgetrokken van alle inkomsten - dus ook de inkomsten uit arbeid. Een aangepaste versie van de woonbonus kan dus wél een plaats hebben, mits er een bredere fiscale hervorming komt.


Het systeem in Scandinavië biedt stof tot nadenken, want in tegenstelling tot onze woonbonus leidt dat op lange termijn niet tot een significante stijging van de vastgoedprijzen.


Tot slot leert de ervaring uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar een soortgelijk systeem van verlaagde registratierechten is ingevoerd in 2017, dat vooral koppels de dupe zijn van de afschaffing van de woonbonus. In tegenstelling tot alleenstaanden kunnen koppels de woonbonus twee keer ingeven in hun belastingaangifte. Een voordeel dat met de verlaging van de registratierechten wegvalt, want die is in principe voor iedereen gelijk.
 
Het is daarom ook heel belangrijk om de woonbonus - of andere fiscale maatregelen - niet los te zien van andere beleidsmaatregelen die betaalbaar wonen kunnen ondersteunen, zoals meer middelen voor sociale woningbouw, maar evengoed een btw-verlaging voor duurzame nieuwbouwprojecten. En dan zwijgen we nog over de mobiliteitskeuzes, die hand in hand gaan met wonen. De afschaffing van de woonbonus - in zijn huidige vorm - is dus zeker geen wondermiddel, maar kan wel een belangrijke eerste stap zijn naar betaalbaarder wonen.