Foto: Saskia Vanderstichele

Dit artikel werd origineel gepubliceerd in het VUB-magazine HENRI , editie winter 2016.


 

Anderlecht laat zich de Indian Summer van begin oktober welgevallen. De gemeente baadt in zacht zonlicht wanneer we er VUB-alumna en cultuurhistorica Sophie De Schaepdrijver in haar appartement opzoeken. Ze doceert sedert 1996 in Amerika, ze is thans hoogleraar nieuwste geschiedenis van Europa aan de Pennsylvania State University. Vóór die tijd werkte ze negen jaar in Nederland. Dit academiejaar is De Schaepdrijver zelfs even aan de slag aan de Universiteit van Kent, met een Visiting Professor Grant van de Britse Leverhulme Trust. Toch heeft ze ook nog voet aan de grond in haar geliefkoosde Brussel. Ze komt hier vaak om bronnen te raadplegen en te verzamelen. “Ik wou twee dingen bereiken: de kost verdienen als historica en in Brussel wonen. Het is allebei gelukt, al is het dan op een wat rare manier.”

 


De Schaepdrijver brak in 1997 door met De Groote Oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het boek werd al gauw het standaardwerk over dit thema. 

 

Geregeld verschijnen analyses die een parallel trekken tussen de huidige tijdsgeest en die vooroorlogse periode aan het begin van de 20ste eeuw. Klopt dat, denkt u?

“Ik begrijp de reflex wel. Net als toen maken we nu ingrijpende technologische veranderingen mee – en stijgt, ondanks alles, de levensverwachting. Toch is er een verschil. Velen geloofden in vooruitgang en wereldvrede. Nu is dat er niet echt, vind ik. Er heerst veel meer pessimisme.

“Ik zie ook een sluipende beweging weg van de parlementaire democratie. Neem nu die Brexit. Eerst beloven politici ongestraft luchtkastelen wanneer Groot-Brittannië de Europese Unie zou verlaten. Eén dag na zo’n belangrijk referendum over het EU-lidmaatschap trekken ze die loze beloftes al even ongestraft weer in. Dat is ongezien.

Of neem de slogan “war on terrorism”, pure volksverlakkerij: je kan geen óórlog voeren tegen terrorisme. Een klassieke oorlog is: natiestaten, leger tegen leger. “Landsverdediging” is een vrij duidelijk begrip. Maar daar leer je niet uit hoe je je verdedigen moet tegen een groep gasten met een doodswens, die ook ongewapende burgers aanvallen. Wat is dan wel de oplossing? In elk geval niet het grijpen naar snelle slogans.”

 

Wat vermag een universiteit nog in deze turbulente tijden?




“Veel! Kijk, ik loop niet over van optimisme, gezien het huidige geopolitieke klimaat. Maar ik ben ook niet pessimistisch. Er is voldoende potentieel om hieruit te geraken. De universiteit kan en moet daar haar stempel op drukken. Ze heeft elk jaar opnieuw een uniek contactmoment met een generatie die maar één keer 18 is. Ze kan met andere woorden dat potentieel helpen ontsluiten. 

Dat is voor de student, de docent en de onderwijsinstelling tegelijk een privilege en een verantwoordelijkheid. Alledrie moeten het moment grijpen. Ik ben me daar telkens heel erg van bewust wanneer ik doceer. Het heeft bijna iets plechtigs, iets ritueels. Alleen al daarom mag de onderwijstaak van een universiteit zich nooit laten wegdrummen door de publicatiedruk voor haar docenten.”

De onderwijstaak van een universiteit mag zich nooit laten wegdrummen door de publicatiedruk voor haar docenten.

 

Heeft de VUB ook op u een stempel gedrukt?

“Mijn jaren aan de universiteit hebben me gemarkeerd, ja. De VUB is het startpunt van mijn verknochtheid aan Brussel. Daarom is het in mijn ogen ook een stadsunief. Natuurlijk zaten ook in mijn tijd op vrijdag veel studenten met de reistas in de les. Maar een paar diehards, zoals Marcel Vanthilt en Dominique Deruddere, bleven in het weekend in Brussel. Die zwerftochten door de hoofdstad hebben me ontelbare mooie momenten opgeleverd.



“Wist je bijvoorbeeld dat VUB’ers de bezielers waren van de Dansaertstraat? Nu is die straat een begrip, maar in de jaren ’80 was het even onbemind als de rest van Brussel. Dan had je bijvoorbeeld iemand als Sonja Noël, studente aan de VUB. Die lanceerde daar een kleine boetiek, STIJL. Niemand geloofde dat het kon slagen. ‘Nou, let maar eens op’, zei ze dan. Een fantastische dame. Ze zouden die straat gewoon naar haar moeten noemen!”



U moedigt studenten aan de stad in te trekken?



“Ja natuurlijk. Ik herinner me nog levendig de massa mensen die door die lange metrotunnel naar de vertrekhal van het Centraal Station stapte. Wij stapten daar in de andere richting door, letterlijk tegen de stroom in. Brussel in duiken in plaats van het de rug toe te keren. Ik kan het elke student aanraden. Je bent maar één keer 18. De trein naar Opwijk, die wacht wel. Laat die trein voor wat hij is en laat je opslokken door Brussel. Het is een stad met problemen, dat zeker. Maar de wereld heeft ook problemen. Daar studeer je net voor, om die te helpen begrijpen. Misschien zelfs wel oplossen.”

 

De stad is een interessant studieobject. Geschiedenis is dat ook. Toch staan de humane wetenschappen onder druk. Hoe kijkt u daar tegenaan?



“Menswetenschappen worden hier nog steeds ondergewaardeerd. Geschiedenis scherpt als vanzelf het denken aan, want ze hangt aaneen van complexe verbanden. In de VS krijgen ook ingenieurs, dokters en andere ‘harde’ wetenschappers in spe ooit weleens een geschiedenisvak voor de kiezen. Daar verkijken we ons hier toch wat op."

In juni werd u fellow aan uw alma mater. Nu bent u hier opnieuw ter gelegenheid van uw inaugurale rede voor de Verhaeren Leerstoel (zie onder). Is er veel veranderd op de campus, vindt u?



“Natuurlijk. Toch ben ik vooral in de ban van wat niét veranderd is. Ik had als studente vroeger veel les in gebouw C. Toen ik er nu weer binnenwandelde via de esplanade, werd ik in een vingerknip terug in de tijd gekatapulteerd: die muren en rotules, die liften…  Alles had nog precies diezelfde … Brezjnev-charme zal ik het dan maar noemen (lacht). Ik voelde me er in elk geval opnieuw piepjong door!”

 

De Verhaeren leerstoel

In 2016 was het 100 jaar geleden dat Belgisch dichter en kunstcriticus Emile Verhaeren stierf.  Verhaeren (1855 - 1916) was een redelijk eigenzinnig figuur binnen de literaire en culturele wereld van rond de eeuwwisseling. Zijn werk inspireerde onder meer avant-gardistische stromingen en is naar liefst 28 talen vertaald. Zijn sociale engagement en zijn geloof in kunst en wetenschap was een belangrijke reden om een leerstoel naar hem te vernoemen die de interdisciplinariteit binnen de Humane Wetenschappen wil bevorderen.

 

Historica Sophie De Schaepdrijver is titularis en daar zij de leerstoel exact 100 jaar na diens overlijden bekleedt, wijdde ze hem aan de Belgische literatuur tijdens de Eerste Wereldoorlog, die merkwaardig genoeg niet het niveau van de oorlogsliteratuur in de ons omringende landen haalde".

De Schaepdrijver:“Aan de vooravond van de oorlog was de Belgische literatuur was beroemd. Maurice Maeterlinck kreeg in 1911 de Nobelprijs voor de Literatuur. Emile Verhaeren stond zelf ook hoog aangeschreven in het buitenland. In wezen was hij de verpersoonlijking van de desillusie die in 1914 plaatsgreep. Toen de oorlog uitbrak was Verhaeren er echt het hart van in. Zijn geloof in de vooruitgang kreeg een flinke deuk. Hij voelde zich als het ware verraden door de geschiedenis."

Sophie De Schaepdrijver is alumna Geschiedenis van de Vrije Universiteit Brussel. Op de VUB-website vind je meer info over de opleiding Geschiedenis.