Dit opiniestuk verscheen eerder in De Morgen.

Joël De Ceulaer schrijft in De Morgen (1/7) dat vrouwen minder ambitieus zijn omdat ze biologisch zo gebouwd zijn en op Twitter stelt hij dat genderonderzoek niet al te serieus genomen kan worden. Ik heb de te verbeteren examens even opzij gelegd om een reactie te schrijven.

 

De Ceulaer verwijt feministen dat ze verschillen tussen mannen en vrouwen zouden vertroebelen en dat ze geloven dat psychologische verschillen niets met lichamen en biologie te maken hebben. Hij vergist zich enorm en zijn uitspraak verraadt dat hij weinig kaas heeft gegeten van de feministische literatuur.

 

In de keynotelezing die ik afgelopen week gaf op de Onderwijs Research Dagen legde ik uit dat feministen de eerste zijn om te erkennen dat de scheiding tussen lichaam en geest oneigenlijk is. Mensen kunnen zich namelijk niet ‘ontlichamen’ en het lichaam heeft een onmiskenbare invloed op hoe identiteiten zich ontwikkelen. De manier waarop het lichaam invloed heeft op de geest wordt echter vaak verkeerd begrepen. De leerkansen die mensen krijgen zijn namelijk erg afhankelijk van het lichaam waarin je geboren wordt en op die manier heeft ons lichaam een belangrijke indirecte invloed op onze geest.

 

Kapitale fout

Veel denkers gingen je voor, Joël, in de kapitale fout om vastgestelde psychologische verschillen toe te schrijven aan eeuwenoude aangeboren verschillen, terwijl het in veel gevallen om aangeleerd gedrag gaat. Feministen hebben zich terecht verzet tegen auteurs die de evolutietheorie hebben gebruikt om ongelijkheid en onderdrukking van bijvoorbeeld zwarte slaven en ongeletterde vrouwen te legitimeren als zouden die een biologische grond hebben. Evolutietheorie kan ingezet worden om zowel conservatief determinisme als progressieve verandering te onderbouwen.

Niet God maar de mens schept de mens en mensen scheppen veel van de psychologische genderverschillen die we vandaag vaststellen.



Neuropsychologe en feministe Lise Eliot stelt in een overzichtswerk dat kleine neurologische verschillen in het brein bij geboorte doorheen de opvoeding als gevolg van (gebrek aan) leerkansen in de omgeving opgeblazen worden tot grotere verschillen. Twee duidelijke voorbeelden zijn een studie waaruit blijkt dat huilende jongensbaby’s minder snel worden getroost dan huilende meisjesbaby’s en dat jongens zo al heel vroeg leren dat emoties uiten niets oplevert. Kruipende meisjesbaby’s worden bovendien sneller in veiligheid gebracht dan jongensbaby’s als ze op een steile helling kruipen en meisjes leren zo dat ze risico horen te vermijden. In de kleuterschool leren we meisjes dat ze eens goed mogen huilen als ze gevallen zijn maar jongens zijn toch stoer en het doet toch allemaal geen zeer. Aangezien het brein bijzonder plastisch en kneedbaar is, leert het al héél snel wat de omgeving verwacht en past het eigen gedrag en attitudes zich daaraan aan.

 

Niet God maar dus de mens schept de mens en mensen scheppen veel van de psychologische genderverschillen die we vandaag vaststellen. Het empirisch bestuderen van de complexe interacties tussen gender, leerlingen, leerkrachten, materialen en omgevingen aan de hand van grootschalige enquêtes, kleinschalige diepte-interviews, ‘objectieve’ video-observaties in de klas en analyses van handboeken en andere materialen is precies mijn vak. Nationaal en internationaal wordt ons vak gelukkig wel serieus genomen.

 

Geïnspireerd door Darwin stel je dat mensen een diersoort zoals alle andere zijn. Daarin heb je natuurlijk enigszins gelijk maar het cruciale verschil is dat het menselijk brein veel flexibeler is en de biologische bagage kan controleren en overstijgen. Hier zit ons vermogen om eigen keuzes te maken en ons leren te sturen, ook als dit afwijkt van de soms heersende traditionele normen die leven in de maatschappij. Dat vermogen om stereotiepe gendernormen te doorbreken, is dus ook wat ons mens maakt.