Opinie door Karl Verstrynge, docent ethiek aan de Vrije Universiteit Brussel. Dit stuk verscheen eerder in De Tijd.
 
De grote toestroom van mensen die hun land ontvluchten onder druk van geweld, armoede of een schrijnend gebrek aan fundamentele mensenrechten baart het welvarende deel van de wereld kopzorgen. Ook onze welvaartstaat bevindt zich in een humanitaire storm die niet lijkt te luwen. Het nieuws wordt opnieuw beheerst door een vluchtelingenproblematiek die zowat alle snaren van ons land lijkt te raken, de democratische grondwaarden van onze samenleving incluis.
 
De laatste feiten zijn zo eenvoudig als ze schrijnend zijn: een staatssecretaris voor Asiel en Migratie weigert een rechtmatig geveld vonnis uit te voeren waarbij de Belgische staat veroordeeld wordt om een vluchtend en noodlijdend Syrisch gezin een visum te verlenen. ‘Visumrel’, zo is die kwestie gaan heten.

Mij gaat het om de menselijke tragedies en daarmee verbonden de morele plicht


Het gaat er mij niet om de juridische en democratische gevolgen aan de kaak te stellen van de weigering een vonnis uit te voeren. Anderen sprongen hier reeds in de bres. Mij gaat het om de menselijke tragedies en daarmee verbonden de morele plicht die op de schouders van eenieder van ons rust. Zwijgen is nalatig, schandalig en maakt me medeplichtig aan de ronduit immorele houding die de regering van mijn land aanneemt en aan mijn landgenoten verkoopt als politieke moed of goed bestuur.
 
Ethische plicht
De eerste en onvoorwaardelijke ethische plicht die op ons allen rust is zeer eenvoudig en niet mis te verstaan: onze medemens hulp te bieden daar waar we, naar eigen beste vermogen, in staat zijn te helpen. Die plicht mag er dan voor elkeen verschillend uitzien, afhankelijk van de situatie waarin we ons bevinden. Maar hoe dan ook is het onze morele verplichting de ander bij te staan. Doen we dat niet dan verlaten we het pad dat we als mens geacht worden te bewandelen. De morele plicht maakt ons immers wie we zijn: mensen in staat en verplicht tot menselijkheid.
 
Is een juiste morele handeling daarom afdwingbaar? Geenszins. Tenzij we zouden stellen dat nalaten te doen wat goed en juist is ons van onze menselijke gevoeligheid berooft en ons niet meer toelaat zelf op menswaardigheid aanspraak te maken.
 
De morele plicht puurt haar sterkte uit haar zwakte. Ze zet onze humaniteit op het spel door steevast elk besluit tot handelen met onze menselijkheid te verbinden.


We moeten de duizenden vluchtelingen zo goed en zo kwaad mogelijk te helpen


Politiek?
Vertaald naar de situatie van de duizenden vluchtelingen betekent dit dat we hen zo goed en zo kwaad dienen bij te staan: met opvang, met onderdak, met voedsel en al wat een mens nodig heeft om te leven. Dat sommigen onder ons daar misschien anders over denken, doet niets af aan die morele verplichting. De immorele weigering van anderen kan in geen enkel geval onze plicht verzwakken te doen wat goed en juist is. Die weigering spreekt over de nalatige een moreel oordeel uit, maar ontslaat ons zelf niet te doen wat goed is.
 
Zijn het enkel politieke leiders die het morele heft in handen hebben? Sommige landen worden immers geleid door een regering voor wie er veel aan gelegen is het juiste te doen en gaan of gingen uit van een de wilskracht dat het lukken moet. Andere landen bouwen afsluitingen en slaan vluchtelingen, ook letterlijk, van zich af.
 
Maar de ethische plicht rust niet enkel op politieke besluitvorming. We moeten ons vooreerst als persoon aangesproken voelen, niet als politiek verantwoordelijke of burger met stemrecht. Wat uiteraard niet wil zeggen we onze morele plicht achter een politiek mandaat mogen verbergen. Sommigen ambiëren en krijgen nu eenmaal meer touw in handen dan anderen. Het voeren van een onmenselijke politiek degradeert willekeurig ook de politicus/politica als mens.
 
Welvaart?
Houdt onze eerste morele plicht in dat we alles, ook onze eigen welvaart, op het spel moeten zetten voor de hulpbehoevende ander? Zeker moeten we niet de een redden om anderen te laten vallen, en evenmin moeten we willen realiseren wat niet in onze macht ligt. Maar we moeten ook niet te snel oordelen dat we niet méér kunnen doen. Net zomin als we moeten denken dat het falen of uitblinken van onze buren onze eigen morele tekorten zou vergoelijken of compenseren.


Welvaart inboeten om er misschien een grote menselijke en onbetaalbare rijkdom voor te winnen, dat is onze plicht


Schaamrood
Ik verneem dat het Syrische gezin in kwestie bereid is de morele afkoopsom waar het nu recht op heeft weg te schenken aan een armoede-organisatie. Verbluffend is dat. Dat de morele plicht zelfs mensen in nood tot een dergelijk gebaar brengt, houdt allen die in hun overvloed wegkijken een spiegel voor waar ze nauwelijks nog in kunnen kijken.
 
Is dan enkel hij of zij die niets te verliezen heeft in staat om echt te geven? In elk geval durven wij die teveel bezitten, nauwelijks te delen – tenzij het verdoezelde schaamrood op de wangen met elkaar. Schaamrood, het zwakke en tegelijk veelzeggende teken waarmee de ethische plicht onze menselijkheid ontkleurt, telkens wanneer we, stilzwijgend of niet, aan haar verzaken.
 
De Vrije Universiteit Brussel nodigt iedereen uit op een solidariteitsmoment op dinsdag 20 december. Meer informatie kan u hier vinden.